Dit is de 4e blog in de serie over Taakdifferentiatie.
Wat heerlijk, collega's die zich druk maken over taakdifferentiatie bij de brandweer. De trots op de brandweer én drive deze te verbeteren spat van de blog van Joris af. Terwijl ik de blog van Jan Kees vooral lees als die van een betrokken partner die met een goed voelbaar portie professioneel ongeduld klaar staat om met de verantwoordelijk leiders op te trekken om nou eens echt stappen te zetten in dit complexe en veelzijdige dossier: het kan en het moet!
Ik zie het als mijn rol om andere perspectieven te belichten. Welk gesprek wordt niet gevoerd? Welke perspectieven sneeuwen onder in het meningengeweld die naar mijn beeld iets te veel gaan over 'wat is de beste oplossing'? Martin Evers gaf zijn constructieve bijdrage de prachtige titel 'verkeerde oplossing bij het juiste probleem!?' Ik wil juist de aandacht vestigen op de impliciete boodschap hiervan: we hebben het blijkbaar over ‘een probleem’ waar ‘een oplossing’ voor te vinden is. We hoeven het alleen nog te hebben over de vraag: welke oplossing is de beste? Ik doe graag een stapje terug… Is dit wel een houdbaar vertrekpunt? Tijd om uit te zoomen!
Als we even uitzoomen: vrijwilligheid bestaat al eeuwen in de context van de brandweer. De vrijwillige brandweer zoals we die nu kennen en waarderen heeft een rijke historie van betrokkenheid, van generatie op generatie; ingebed in een lokale gemeenschap. De invulling van deze betrokkenheid ontwikkelt zich – gelukkig – ook van generatie op generatie. Gezien vanuit dit uitgezoomde perspectief zijn de ontwikkelingen de laatste jaren hard gegaan: van lokaal georganiseerd, meestal via een aantal tussenstappen naar integraal onderdeel zijn van steeds sterker en professioneler functionerende veiligheidsregio’s.
Op veel terreinen beweegt het, waardoor je als veiligheidsregio steeds opnieuw antwoord moet geven op de vraag: hoe verbinden we lokale, regionale, landelijke en zelfs Europese perspectieven? En hoe doen we het beste recht aan deze gelaagdheid? Hoe verhoud ik mij als betrokken vrijwillig brandweerman of -vrouw tot mijn eigen gemeenschap én tot de brandweerorganisatie? Het kan niet anders dan dat het schuurt en het blijft schuren. Daar verandert zelfs de 'juiste oplossing' voor het 'juiste probleem' op 'het juiste moment' maar een klein beetje aan.
Waarom dat uitzoomen juist nu nodig is? Drie redenen: Ik wil hiermee ruimte maken, ontspanning bieden én aanzetten tot het nemen van verantwoordelijkheid.
Daarnaast, en wellicht wel even belangrijk: ik geniet ontzettend van gesprekken waarin het lukt om uit te zoomen en breed rondom het thema van bijvoorbeeld vakbekwaamheid, repressieve inrichting of de crisisorganisatie te kijken. Perspectieven toe te voegen, onverwachte verbanden te leggen en daarna weer terug naar acties, concrete stappen zetten. Als ik dan die twinkeling in de ogen van m'n gesprekspartners zie… Tja, dat zijn zeker kleine momenten van grote vreugde!
1. Ruimte:
Om anders te kijken naar dit taaie vraagstuk. Laten we naast de bestaande vragen ook eens de vraag centraal stellen: welke wijze van organiseren en welk juridisch construct sluit het beste aan op de realiteit van 'de vrijwillige brandweer' als een rijk pallet aan lokale gemeenschappen? Lokale gemeenschappen met eigen culturen, gedragen door de verhalen van meerdere generaties, die de bedding vormen van 80% van 'de brandweer'?
Kort gezegd: ik pleit voor een paradigmaverschuiving. Niet de vraag ‘hoe passen we de taakomschrijving zo aan dat het contract met de individuele vrijwilliger weer past binnen het juridisch kader? Maar de vraag: welke organisatievorm(en) doen het meest recht (of het minst onrecht) aan het rijke palet aan lokale gemeenschappen die we ‘vrijwillige posten’ noemen?
Als het lukt om in ons denken over vrijwilligheid meer de lokale gemeenschap met haar rijkdom aan mogelijkheden centraal te stellen en minder de juridische en organisatorische relatie met het individu ontstaat er serieus ruimte. Als ik iets heb geleerd van een jaar Corona-eenzaamheid op mijn zolderkamer, is het wel: er blijft maar weinig over van mij als individu als ik niet functioneer als onderdeel van een gemeenschap.
Begrippen als 'bewegingsruimte' en 'ruimte voor maatwerk' zijn dan al snel kernbegrippen waar 'de oplossing' aan moet voldoen.
Ruimte gaat wat mij betreft ook over ‘balans’: zijn de verschillende perspectieven voldoende vertegenwoordigd en verhouden die zich evenwichtig tot elkaar? Hebben we echt oog voor de verschillende perspectieven? Overigens is de 'balans-vraag' niet de gemakkelijkste. Mijn ervaring is dat telkens als ik denk 'ja, nu is het allemaal wel in balans' dat ik dan juist moet oppassen: waarschijnlijk negeer ik een aantal signalen.
2. Ontspanning:
Ik wil het huidige vraagstuk niet bagatelliseren en hoop vurig op een goed passende uitkomst die recht doet aan onze brandweermensen (beroeps of vrijwillig) én de samenleving als geheel. Toch pleit ik met het leggen van het accent op de gemeenschap in plaats op het individuele contract (waar de discussie zich nu op toespitst) voor ontspanning. De brandweer heeft voor heter vuren gestaan en zal ook deze 'crisis' doorstaan. Wat mij betreft zijn daar twee kernwoorden voor, veerkracht en vitaliteit:
De veerkracht en vitaliteit van de lokale gemeenschappen zorgen voor ontspanning: wat uiteindelijk ook besloten wordt – de gemeenschap gaat het opvangen en de verbondenheid zal blijven en waarschijnlijk versterkt worden.
Een ieder kan op zijn of haar eigen niveau nu al voor de noodzakelijke 'bewegingsruimte' zorgen die nodig is om de behoeften van de lokale gemeenschappen aan te laten sluiten op de organisatie van de brandweer en de uiteindelijk gekozen constructies.
3. Verantwoordelijkheid nemen:
Een definitieve uitspraak over het dossier 'taakdifferentiatie' zal helpen maar is in het perspectief van de gemeenschap slechts een stap. Er zullen stappen volgen én er gebeurt al veel.
Een ieder kan op zijn of haar eigen niveau nu al voor de noodzakelijke 'bewegingsruimte' zorgen die nodig is om de behoeften van de lokale gemeenschappen aan te laten sluiten op de organisatie van de brandweer en de uiteindelijk gekozen constructies.
Een ieder kan werken aan het versterken van de onderlinge relaties. Als de onderlinge relaties, de relaties tussen posten, de relaties tussen posten en 'de moederorganisatie' op orde zijn, zijn we klaar om ook de 'taakdifferentiatiestap' te zetten – wat die stap ook wordt. Het herstellen, onderhouden en verstreken van deze relaties is mijns inziens de kerntaak van de lokale en regionale leiders. Een al te verhitte discussie over de juiste inhoudelijke oplossing, kan het gesprek in de weg zitten.
Wat mij betreft mag het andersom: het gesprek over de noodzaak van taakdifferentiatie (en eventuele alternatieven hierop) is een mooie aanleiding om aan deze relaties te werken.
Juist in het licht van de relatief snelle ontwikkeling van de veiligheidsregio’s de afgelopen jaren is het werken aan het versterken en soms herstellen van de relatie met de posten – de lokale gemeenschappen – een grote stap. Gezonde relaties zorgen voor een bedding waarbinnen deze gemeenschappen verrassend snel kunnen gaan. Vaak juist veel sneller dan ‘de moederorganisatie’ verwacht...
Ik erken, de volledige reikwijdte en complexiteit van het dossier 'taakdifferentiatie' doe ik met deze blog geen recht. Wat ik hier (hopelijk) wel mee kon laten zien: anders en meervoudig kijken loont. Ik ervaar dat dagelijks bij inrichtingsvraagstukken in Veiligheidsregio's. Zo samen zoeken, ontdekken en verkennen om recht te doen aan de verscheidenheid aan belangen, mensen, talenten en ambities. Kortom: steeds opnieuw omgangsvormen vinden met een weerbarstige realiteit. Ik ben dankbaar dat ik op deze manier mijn werk als organisatieadviseur kan doen. Samen met opdrachtgevers, samen met partners én samen met een mooi team van collega's.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer