Vrijwel nergens ter wereld is de brandweerzorg op landelijk niveau zo goed georganiseerd als in Nederland. Zo snel ter plaatse, met zulk goed materieel en materiaal en met zulk goed opgeleide en getrainde full- en parttimers (excuus, vrijwilligers). Zeker waar het gaat om snelheid en opleiding en training (vanuit studielast bezien) scoren zelfs onze ooster- en zuiderburen minder goed. In Scandinavische landen is de brandweerzorg dan weer deels uitbesteed, bij defensie belegd of in ieder geval meer gecentraliseerd en daarmee geënt op beroepskrachten.
In deze blog belicht ik – op een wellicht wat eigenwijze manier – het probleem dat speelt rondom vrijwilligheid bij de brandweer en de hiervoor gekozen oplossingsrichting. Dit doe ik vanuit twee rollen: die van parttime ploegchef van een vrijwillige kazerne en als organisatieadviseur/bedrijfskundige.
Nederland kent drie soorten brandweervrijwilligers, 18.000 in totaal:
80% van de brandweermensen in Nederland is vrijwilliger. Zij voeren hun taak uit vanuit maar liefst 845 vrijwillige kazernes en 41 hybride kazernes. Samen lossen zij ongeveer 50% van de dagelijkse incidenten in Nederland af (expert guess en o.b.v. P2000 in maart 2021).
De Europese Deeltijdrichtlijn verbiedt werkgevers om parttimers ongunstiger te behandelen dan fulltimers, alleen op grond van een verschil in arbeidsduur. Veiligheidsregio’s zijn helaas niet uitgezonderd, zo’n uitzondering geldt overigens wel voor defensie en de Nationale Politie.
Zijn brandweervrijwilligers dan parttimers? Waarschijnlijk, want er is sprake van een arbeidsovereenkomst (in juridische zin) omdat:
Nee, beroeps en vrijwillige brandweermensen krijgen (bij wet) dezelfde opleidingen en voeren dezelfde kerntaken binnen dezelfde incidenttypen uit. Voor aanvullende taken (bijv. ondersteuning van de ambulancedienst bij reanimaties) geldt hetzelfde. Ook specialistische brandweerzorg (duiken, specialistische taken rondom gevaarlijke stoffen) is zowel bij vrijwillige als beroepsbrandweermensen belegd, al ligt het zwaartepunt hiervan wel aan de beroepskant: vrijwel elke beroepskazerne heeft één of meerdere specialismen).
Dit betekent dat vrijwillige brandweerlieden in beginsel recht hebben op een parttime arbeidsovereenkomst met dezelfde rechten (en plichten) als fulltime beroepsbrandweermensen. Vanzelfsprekend is dat een parttime arbeidsovereenkomst duurder is dan een vrijwillige aanstelling. Zij het alleen al door bijv. de pensioenpremie, rechten rondom ziekte en verlof en het individueel keuzebudget dat beroepsbrandweermensen wel en vrijwillige brandweermensen niet kunnen genieten.
Voor het juridisch probleem zijn er twee denkrichtingen:
Er is gekozen voor denkrichting 2: een (administratieve) stelselwijziging zodat er kan worden afgeweken van het bieden van meer rechten aan brandweervrijwilligers. Behalve die vrijwilligers die geconsigneerd (opkomstplicht tegen vergoeding) of gekazerneerd zijn. De argumentatie hiervoor is niet volledig duidelijk, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het goedkoper is, of lijkt. Daarnaast is er de zorg dat de vrijwilligerscultuur verloren raakt op het moment dat er voor de eerste denkrichting gekozen wordt. Opvallend vind ik het dat ook de Vakvereniging van Brandweervrijwilligers in het verleden bezwaar maakte tegen een tweede arbeidsovereenkomst naast die bij de ‘hoofdwerkgever’.
Samengevat bestaat denkrichting 2 uit de volgende aspecten:
Daarbij geldt dat er wordt ‘vastgelegd’ dat een vrijwilliger nooit (!) een verplichte beschikbaarheid heeft. Op papier dan, want de praktijk is wel anders. In de praktijk houden we binnen het team rekening met elkaars beschikbaarheid middels een app, we spreken van een ‘morele verplichting’ en als ploegchef verwacht ik van mezelf en van teamleden toch zeker een bepaalde beschikbaarheid op jaarbasis. Sterker nog: beperkte beschikbaarheid wordt in de praktijk gebruikt als legitimatie om een overeenkomst met een brandweervrijwilliger te beëindigen. De verplichte beschikbaarheid is er dan op papier niet, impliciet is die er zéker wel. Zonder die impliciete verplichting (genaamd goodwill of commitment) is er namelijk niet eens betrouwbare vrijwillige brandweerzorg mogelijk.
Maar wat zijn hiervan de consequenties voor de praktijk? Die zijn nog niet helemaal duidelijk en voor een aantal regio’s lijken die op het eerste gezicht mee te vallen.
Toch is er in mijn optiek een 'maar': de keuze die nu voorligt lijkt een keuze voor twee sporen (een spoor vrijwillig en een spoor beroeps). Daarbij bestaat de kans dat er twee brandweerwerelden ontstaan die in de praktijk nauw samen moeten gaan werken (helaas maken branden en verkeersongevallen geen onderscheid in vrijwillig en beroeps). Het stelsel van opleiden, oefenen, procedures, optreden, aansturing, opschaling, roostering (van beroepsbrandweermensen) en wellicht zelfs materieel en materiaal moet worden aangepast op dit concept. En dan blijft de discussie over verloning die de taakverruiming van beroepsbrandweermensen oproept en de ontwikkelingen rondom het tweedeloopbaanbeleid (per 1 januari 2006 is de contractduur voor beroepsbrandweermensen maximaal 20 jaar) nog buiten beschouwing.
Er wordt dus een besluit genomen zonder dat er voldoende beeld lijkt te zijn bij de consequenties en negatieve neveneffecten op de (middel)lange termijn. Letterlijk wordt er in het Veiligheidsberaad gezegd: “Dat betekent vervolgens ook dat naar de functiewaardering moet worden gekeken en dat zou eventueel kunnen leiden tot een hogere functiewaardering. Dat kan mogelijk een financieel effect hebben dat nu nog niet valt te overzien.”
Twee sporen: een spoor beroeps en een spoor vrijwillig. Dat, terwijl incidenten waarbij de brandweer moet optreden in een steeds complexer wordende omgeving blijven voorkomen. Overtreffende trap: de incidenten zelf worden óók steeds complexer. En die complexe incidenten, die ‘vallen’ ook gewoon in de dorpen en steden met een alleen een vrijwillige brandweer. Daarom ben ik wél groot voorstander van verdere specialisatie per incidenttype, maar zonder concessies te doen op het huidige systeem. Het huidige systeem moet in mijn optiek zelfs verder geprofessionaliseerd worden, een parttime aanstelling biedt daarin veel meer kansen (zie verderop in dit betoog).
Het is overigens wél sterk dat er binnen de taakdifferentiatie wordt voorgesorteerd op o.a. een specialisme brandbestrijding. Iets wat gezien de verdichting, vergroting, verdieping en verhoging van de bouw in Nederland, een veranderend brandverloop (met legio oorzaken als brandlast, heat release rate, isolatie en ventilatie) en inzichten vanuit de wetenschap gewoon ontzettend nodig is. Daarnaast vind ik de ontwikkelingen rondom het project ‘De Behapbare Basis’ in Limburg-Noord erg sterk: een afgekaderde basisbrandweerzorg waarbij er rekening wordt gehouden met hetgeen een vrijwilliger kan leveren en inzetten op het verstevigen van de specialismen per incidenttype.
Geen commentaar zonder onderbouwing, heb ik altijd geleerd. Dus bij dezen:
Kies voor een parttime aanstelling met vrijwillig oogmerk (waarbij je dus een bepaalde vrijblijvendheid afspreekt), en wel met de volgende argumenten. Het is wellicht (in directe kosten!) duurder dan taakdifferentiatie, maar:
Als we de meerkosten van dit voorstel bezien in het genot tegen beperkte kosten dat de maatschappij jarenlang heeft gehad, wat is dan precies het probleem? Daarnaast is voor de gekozen denkrichting van taakdifferentiatie geraamd dat de meerkosten structureel €75 miljoen zijn. Ik kan me bij het omvormen van de 18.000 vrijwillige aanstellingen naar parttime arbeidsovereenkomsten moeilijk voorstellen dat dit (veel) duurder is (zeker in het licht van alle organisatorische consequenties). Dit lost echter wel het juridische probleem op, is eerlijker, biedt kansen en houdt het wereldwijd unieke systeem van kwalitatief hoogwaardige repressieve brandweerzorg in stand.
Als inspiratie voor deze blog heb ik onder andere de blog van Martin Evers (Brandweer taakdifferentiatie, verkeerde oplossing bij het goede probleem!?), plv. regionaal commandant Veiligheidsregio Haaglanden gebruikt. Lees ook zeker zijn visie op het vraagstuk!
Joris, 30 jaar, is sinds 12,5 jaar betrokken bij de toen gemeentelijke brandweer Boskoop, later vallend onder de gemeentelijke brandweer Alphen aan den Rijn en sinds 2011 onderdeel van Veiligheidsregio Hollands Midden. Na een afgeronde bachelor Bedrijfskunde gaan werken bij de afdeling Vakbekwaamheid van diezelfde veiligheidsregio. Sinds 2017 in dienst bij organisatieadviesbureau Advante waarin hij zich vastbijt in allerlei vraagstukken die zowel de bedrijfsvoering als de inhoud van de brandweerorganisatie raken (hoe complexer, hoe beter!). Daarnaast per 1 januari 2020 met veel plezier parttime ploegchef vóór het team van de vrijwillige kazerne Boskoop.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Lees meer